Gezinsblad
Jan II "met de Bellen" van Egmond, geb. ± 1385, ovl. 4 jan 1451 te Egmond, begr. te Egmond (Kapel van zijn Slot)

Hij had de bijnaam 'met de Bellen' wegens een met bellen versierde gordel, welke hij in de strijd droeg.
Hij komt voor het eerst voor in 1405 als hij, 'die joncheer van Egmont', nog bij het leven van zijn vader met twintig man tegen Hagestein wordt opgeroepen; het is echter niet gebleken of hij mee ging.
Evenals zijn vader zal hij in twist zijn geraakt met graaf Willem VI, daar hij zijn leven lang de Kabeljauwse tradities van zijn geslacht volgde.
Op 24 juni 1408 bezegelde hij de brief, waarbij zijn vader zich met de graaf verzoende.
Na de dood van zijn vader op 9 sept. 1409 volgde hij deze op in de Egmondse en IJsselsteinse bezittingen en werd aldus een der machtigste edelen uit het graafschap.
Hij was ambachtsheer van de lage heerlijkheid Breul tot 15-04-1413.
De dag voor zijn huwelijk met Maria van Arkel had zij van haar oom, hertog Reinald IV van Gelre, 6000 franse kronen als huwelijksgift gekregen.
Dit huwelijk met een dochter uit het geslacht, dat aan het hoofd van de Kabeljauwse partij en van het verzet tegen Willem VI stond, zou voor heer Jan gewichtige gevolgen hebben, al kwam er ook op de dag van het huwelijk een verdrag tussen Holland en Arkel tot stand.
Voorlopig bleef Jan nog raad van de graaf van Holland (oa. op 20-06-1410) en deed deze op 03-10-1411 uitspraak in de twisten tussen de heer van Egmond en de abdij, waarbij eerstgenoemde aanzienlijke rechten kreeg, oa. het erfleen van de hoeve waarhet slot op stond, het hoog en laag rechtgebied in die streken, enz.
In het volgend jaar verbonden Arkel en Gelre zich weer tegen Holland, maar de vrede werd spoedig gesloten, zodat de verhouding met Egmond goed bleef en deze nog op 24-05-1413 onder de Hollandse raden wordt genoemd.
Intussen had graaf Willem vernomen dat sommige zijner edelen hem wilden doden en daagde daarom op 02-02-1414 heer Jan van Egmond voor zich. Deze gaf daaraan geen gevolg, de zaak bleef hangende, maar hij schijnt het veiliger gevonden te hebben het land te ruimen en een wijkplaats te zoeken in Luik, van waar hij op 15-03-1416 aan de graaf een brief zond. zes weken later (op 05-05-1416) beval Willem VI de Egmondse goederen in beslag te nemen, hetgeen geschiedde.
Overal werden nu bewaarders en rentmeesters aangesteld en een krijgstocht tegen IJsselstein uitgeschreven, maar kort daarop volgde een verzoening en de dood van Egmond's vijand Willem VI (mei 1417). Egmond en zijn broeder bezetten daarop het slot te IJsselstein weer, maar gaven het bij verdrag aan Jacoba over, die het liet verwoesten. De Egmonds verbonden zich toen met Jacoba's eerzuchtige oom Jan van Beieren, welke zich reeds van de hulp van Gelre had verzekerd. Egmond maakte zich bij verrassing van het Arkelse Gorkum meester en verdreef er de Hollandse bezetting. Jacoba snelde echter toe en nam de stad na een hardnekkig beleg in. De Egmonds vielen in haar handen, maar schijnen bij de voorlopige verzoening met Jan van Beieren losgelaten te zijn.
In de volgende jaren van verwarring (1419-1420) komt Jan met zijn broerder als getrouw helper van Jan van Beieren voor.
Intussen was heer Jan in nieuwe twisten geraakt met het klooster van Egmond en had abt Gerard van Ockenberg gedwongen op 30-04-1419 de wijk te nemen naar Utrecht, terwijl hij Jan van Beieren er toe bracht bij het pauselijk hof een klacht tegen de abt in te dienen. Terwijl dit nog hangende was, overleed abt Gerard in 1424 en werd opgevolgd door Willem van Matenesse, die door de heer van Egmond gevangen werd gezet op het kasteel Rosendaal bij Arnhem en vervangen werd door Gijsbert van Vliet, een der creaturen van heer Jan. Abt Gijsbert moest echter in 1427 het veld ruimen voor Matenesse, die later een compromis met de heer van Egmond zou sluiten.
Intussen was in 1423, na de dood van Reinald IV, de oudste zoon van heer Jan van Egmond, Arnout die toen dertien jaar was, tot opvolger aangewezen en werd heer Jan voogd voor zijn zoon over Gelre en Zutfen, maar slechts voor korte tijd.
In de troebele tijden, waarin Holland in dit tijdperk verkeerde, schijn heer Jan grote sommen aan de landsheren te hebben voorgeschoten, zodat hij het slot en de heerlijkheid Leerdam en Buren in pand kreeg en in 1429 met Filips van Bourgondie een afrekening maakte, waarbij de schuld aan de heer van Egmond op het aanzienlijke bedrag van 40.000 schilden bepaald werd. Ook kreeg hij nog Bakkum en andere goederen in leen.
Na nog allerlei twisten met het klooster werd eindelijk in 1439 tussen hem en abt Willem van Matenesse een zoen getroffen, onder goedkeuring van paus Eugenius IV, uitgesproken door de hertog van Bourgondie.
De heerlijkheid van Egmond werd daardoor geheel van het klooster afgescheiden, onder protest echter van de abt. Aangezien de zaak blijkbaar toen allesbehalve regelmatig in haar werk is gegaan, duurden de twisten nog jaren, hetgeen nog verergerd werd door de onenigheden onder de kloosterbroeders.
Heer Jan liet - naar sommigen willen om het aanzien van het klooster te verzwakken - de kapel in zijn slot vergroten en verbond er een kapittel van zes kanunniken aan.
Na zijn dood liet zijn kleinzoon Jan boven zijn graf een tombe oprichten.

Gehuwd 24 jun 1409 met:
Maria van Arkel, ovl. 19 jul 1415, begr. te IJsselstein (Koor van de kerk), dochter van Jan V van Arkel en Johanna van Gulik
1) Arnold van Egmond, geb. 14 jul 1410, ovl. 23 feb 1473 te Grave, begr. te Grave (St. Elisabethskerk)
Hertog van Gelre en graaf van Zutfen (25 jun 1423-1465 en 1471-1473) als opvolger van oudoom Reinald IV; graaf van Kessel en graaf van Egmond.
Hij kwam in conflict met keizer Sigismund en raakte door de vele moeilijkheden zeer in de schuld; in 1450-1452 ondernam hij een reis naar Palestina.
Hij werd op 9 jan. 1465 door zijn zoon Adolf gevangen genomen in het slot Buren en later door Karel de Stoute bevrijd. Adolf doet op 19 nov. 1465 gedwongen afstand.
Hij verpandde op 7 dec 1472 zijn hertogdom voor 300.000 rijnse guldens aan Karel de Stoute.
[Bron: Biografisch Woordenboek van Gelderland]

Gehuwd 23 jul 1423 te Kleef (D) met:
Catharina van Kleef, geb. 25 mei 1417, ovl. 10 feb 1479 te Lobith, begr. te Grave (Karthuizerklooster)
Zij was een nicht van hertog Philips III van Bourgondie (1396-1467).
Hoofdindex A-Z